Artikelen © Diana Vernooij 2006

terug naar Artikelen

Forum en Leegte -7, lente 2006
Dieren voor de consumptie

Vorm & Leegte, kwartaalblad boeddhisme, mens, samenleving - 43

Sinds varkenspest, BSE en vogelgriep roepen actiegroepen extra vurig op om geen vlees te eten en het fokken van dieren voor consumptie te stoppen. Hoe staat het boeddhisme tegenover het fokken van dieren voor de (massale) consumptie van vlies en dierproducten?

“Ik was zo’n 10 jaar strikt vegetariër en in die tijd dronk ik ook geen alcohol en koffie. Ik was boeddhist geworden en dan deed je dat niet meer. Mijn fanatisme op dit punt kreeg een deuk toen ik tijdens een intensieve sesshin Soen Suzuki Roshi in Duitsland ontmoette. We kregen bij de lunch de in het klooster gebrouwen wijn te drinken en ik zag toen tot mijn verbazing dat Suzuki het met aandacht en plezier dronk”, vertelt Rients Ritskes, “Toen ik een paar maanden later voor het eerst in Japan was en sesshin deed in Ryutakuji werd de deuk nog veel groter. Het toeval wilde dat ik iets voor elven in het klooster aan kwam. Ik viel met de neus in de boter, want om 11 uur werd er geluncht. Het was een informele lunch, aangeboden door één van de donateurs van het zenklooster. Mijn ogen moeten er zowat uitgerold zijn, toen ik de fraaie lakdoos opende en grote stukken vlees en vis zag liggen. Ik protesteerde in gebrekkig Japans en zei dat ik als boeddhist geen vlees en vis at, waarop de hoofdmonnik te verstaan gaf dat deze maaltijd door Boeddha was aangeboden en als ik dat zou weigeren er geen plaats voor mij in het klooster was. Aangezien het me ook erg lekker leek, heb ik er verder maar geen probleem meer van gemaakt. We hadden deze korte conversatie achter de rug, toen de halve liters bier op tafel kwamen en mijn vraag of dit ook door Boeddha was verzorgd, werd natuurlijk met geknik en gelach beantwoord. Toegegeven; het koste me na 10 jaar onthouding toch geen enkele moeite om weer te genieten van Boeddha's gulle gaven. En zo ben ik van mijn strikte geloof gevallen.”

karma creeren
Boeddhisten hebben de naam vegetariër te zijn. Er zijn "Vijf Regels of Voorschriften van Deugdzaamheid” of pañca-sila die door alle boeddhisten worden nageleefd. De eerste van die vijf voorschriften is het afzien van het doden van levende wezens. Voor veel boeddhisten is dit voorschrift de grond voor hun vegetarisme.
In de tijd van de Boeddha, en in sommige culturen vandaag de dag, bedelen monniken voor hun maaltijd. Voor hen is het belangrijk te weten wat toegestaan is om te eten en of je gegeven eten moet of mag weigeren. Daarom staat er in de Vinaya Soetra een aanwijzing dat je vlees mag eten als het dier niet voor jouw consumptie is gedood. Ook boeddhisten mogen dus vlees eten, als hen dat wordt aangeboden, het zou een neutrale daad zijn. Het karma dat zij door vlees te eten creëren is anders dan als je een dier doodt. Paula de Wijs: “Hoe goed of slecht het karma is dat gecreëerd wordt, hangt van allerlei factoren af, zoals de motivatie en het resultaat. Dat is het technisch antwoord – maar nu komen de nuances. Want in hoeverre steun je het doden door een ander als je vlees eet – en in hoeverre beïnvloedt dat de karma van het vlees eten?” Volgens De Wijs is vlees eten niet neutraal. Bovendien is de situatie van westerse boeddhisten anders, vindt Christa Anbeek, westerse boeddhisten zijn niet afhankelijk van wat anderen aan voedsel geven. “Als wij vlees eten, kunnen wij ons niet verschuilen achter de redenatie dat wij niet de intentie hebben om een levend wezen te doden. Iemand die vlees wil eten, is daarbij mede verantwoordelijk voor het feit dat er een dier gedood wordt.”
Het eten van vlees is een cultuurverschijnsel, vindt Riekje Boswijk. Er is jarenlang reclame gemaakt om meer vlees te eten. Omdat het gezond zou zijn, en om de vleesindustrie te bevorderen. De hoeveelheden vlees die mensen vandaag de dag eten is buiten proportioneel groot. De te hoge consumptie van vlees heeft alles te maken met ongenoegen, denkt ze. “Materiële honger kan uit emotionele en spirituele 'honger' ontstaan. Veel mensen vullen hun innerlijke leegte met eten. Wil je iets doen aan het eetgedrag van mensen, dan moet je zorgen dat er iets met die innerlijke leegte gebeurt.” De enorme vleesconsumptie veroorzaakt niet alleen dierenleed maar is ook ecologisch onverantwoord. Voor de “productie” van iedere kilo vlees is tien keer zoveel graan nodig. Boswijk zou willen dat mensen zouden stoppen met het eten van (zoveel) vlees. Het is helemaal niet zo gezond en bovendien laat het fokken van dieren voor massale consumptie dieren onnodig lijden. Boswijk weet dat “als de dieren lijden jij in zekere zin ook lijdt, want je bent verbonden met de dieren en dus ook met hun lijden”. Het gaat er om dat leed (van wie dan ook) moet worden voorkomen.

dierwaardig
In het westen zijn lang niet alle boeddhisten vegetariër, velen zijn ‘parttime vegetariër’. Net als Ritskes eten Boswijk, De Wijs en Anbeek (af en toe) vlees. Volgens Anbeek is er een dierwaardige wijze van vleesproductie voor consumptiedoeleinden. Als zij vlees eet, is het van de groene slager. Er zijn diervriendelijker productiemethoden dan die van de bio-industrie. Het past bij het boeddhistische principe geen levende wezens schade toe te brengen om je te bekommeren om het lot van dieren. Zelfs als de slacht hun uiteindelijke bestemming is, denkt Anbeek, kan je veel leed vermijden. De Wijs schrikt van het gebruik van het woord ‘oogsten’ voor mosselen of vissen die gekweekt worden. Een boer die om de beesten geeft en ze goed verzorgt is beter bezig dan iemand die de beesten ziet als objecten waarmee geld verdiend kan worden.
De belangrijkste maatstaf voor ons handelen is de intentie, vindt Ritskes. Als onze intentie uitsluitend eigenbelang op korte termijn is, kan dat niet goed zijn en zal dat niet bijdragen tot het geluk in deze wereld. De bio-industrie acht hij een duidelijk voorbeeld van grootschalig eigenbelang. Ritskes veroordeelt hier niet primair de bio-industrieboer, maar vooral de westerse bio-industrieconsument. “Voorzover wij, boeddhisten, ons dat kunnen permitteren, dienen wij uitsluitend dier- en milieuvriendelijke producten te kopen. Met het consumeren van gifvrij geproduceerde groenten ondersteun je het positieve karma net zo goed als met het afzien van het eten van vlees.” Boswijk gaat het om het leerproces, om het ontwikkelen van compassie. Haar leraar Thich Nhat Nanh heeft de voorschriften herschreven tot aandachtsoefeningen, van regels tot leerprocessen. Zo herformuleerde hij het eerste voorschrift tot: “Bewust van het lijden dat veroorzaakt wordt door de vernietiging van leven, zweer ik compassie te zullen ontwikkelen en te leren hoe ik het leven kan beschermen…”. Boswijk voelt zich niet schuldig als ze vlees eet, maar richt zich op het vergroten van haar compassie, omdat ze werkelijk doordrongen is van het feit dat het doden van dieren leed brengt in de wereld.

muizen
De Wijs wijst op de onmogelijkheid om niet te doden: “Mensen beseffen vaak niet, dat wat we ook eten, al is het alleen maar groenten en fruit, er wezens voor worden gedood, gewild of ongewild. Denk aan de insecten, de vogels, de muizen in de velden die door tractoren worden gedood – er vallen altijd doden om ons voedsel te produceren. Het is alleen een kwestie van hoeveel, en de intentie, en om welke dieren we geven.” Zo ook redeneert Boswijk. Zij heeft jarenlang een moestuin gehad, waarin ze de groente voor het gezin het jaar rond kweekte. Zo ervoer ze hoe het is om werkelijk deel te zijn van de natuur. “Voor mij waren insecten en andere dieren die mijn planten bedreigen regelrechte bedreigingen voor mijn eigen eten. Wat ik daar vooral van geleerd heb is dat de natuur niet zo schattig en hemels is als sommige New Age-mensen het doen voorkomen! Er wordt flink geknokt en aangevallen en vernietigd in de natuur door de natuur!” Boswijk voorkwam ongedierte door de tuin gezond en in balans te houden. Door met wisselteelten te werken en de grond goed te verzorgen, put je de grond niet uit en valt het erg mee met schimmels en schadelijke insecten in de grond. Er is een schat aan kennis over het voorkomen van schadelijke insecten. Ook in de landbouw en tuinbouw hoeft niet zo 'gemoord' en vergiftigd te worden als nu gebeurt. Er was één probleem wat ze niet op natuurlijke wijze kon voorkomen en dat waren de slakken bij de bonen die net opkomen. Het kiemblad dat een boon maakt voor hij uitgroeit tot een bonenplant vinden slakken erg lekker. Maar als een slak van zo'n kiemblad eet, is de boon ten dode opgeschreven. “Voor het beginstadium van de plant strooide ik slakkenkorrels, helaas. Maar als de bonen groter zijn, zijn de plantjes zelf zo sterk dat ze wel wat vraat kunnen hebben. Ik pak dan de grote slakken op en breng ze naar het slakkenparadijs: de composthoop.”
Ook zij denkt dat je er niet aan ontkomt om zo nu en dan leed toe te brengen: “Al was het maar dat je altijd insecten doodtrapt als je loopt, beestjes in het riool spoelt als je groente wast, insecten vermorzelt tijdens nachtelijke autoritten. Ik zal niet met een vegertje voor mijn voeten gaan vegen zoals sommige boeddhisten doen; ik spit ook in de grond terwijl ik weet dat ik dan wurmen doorklief. De dood hoort bij het leven.“
“Mijn bestaan zal onherroepelijk een aantal wezens van hun leven beroven,” zegt ze, “het enige dat ik kan doen is het leed zoveel mogelijk te beperken. De natuur is een grote cirkelgang van geboren worden, groeien, bloeien, vrucht dragen, aftakelen en sterven en dan weer geboren worden enzovoort. Vroeg of laat ga ook ik dood en omdat ik begraven wil worden weet ik nu al dat er na mijn dood heel veel maden en wurmen van mijn lichaam zullen leven. Mijn lichaam zal voedsel zijn voor planten en dieren.”

Diana Vernooij